DE
ONWILLIGE SCHEPEN
Jasper Paulus Neggers, betreffende het vonnis van
FRANCISCUS JACOBUS van de LUSDONCK, alias WOLF
i.v.m. het stelen van een drachtige ooi en het verwonden van een persoon
door: A.C.M. Neggers, Boxtel (originele tekst)
In het jaar 1743 vond in Oirschot een strafproces plaats, dat zo op het eerste gezicht een vrij eenvoudige zaak leek. De verdachte had bekend schuldig te zijn aan diefstal en mishandeling, en er was een helder advies over de strafmaat. Maar toen de schepenen moesten vonnissen, ontstond er een probleem. Het verslag van dit proces vindt U hieronder.
Oirschot
was van oudsher een vrije heerlijkheid, ook wel hoge heerlijkheid of vrijheid
genoemd. Dit hield in dat de heer van Oirschot kompetent was tot het berechten
van kriminele zaken. Tot deze zogenaamde jurisdiksie behoorde het opleggen van
lijfstraffen, dat wil zeggen die "aan lijf (leven) of aan lit
(lichaamsdeel) gaan", alsmede andere zware straffen zoals verbanning.
Ofschoon
de regenten in de achttiende eeuw volgens de wet "van de ware gereformeerde
religie" moesten zijn, werden door het gebrek aan protestanten, alsmede
door de integratie van dezen met de katholieke bevolking, in Oirschot steeds
vaker bekwame katholieken benoemd in openbare functies.
De
rechterlijke macht in Oirschot werd uitgeoefend door de schepenbank, die uit
zeven schepenen bestond. Het kollege van schepenen sprak recht volgens de
plaatselijke regels ("costumen") en volgens algemene regels, die voor
wat betreft het strafprocesrecht vooral werden beheerst door de Criminele
Ordinantiën, die in juli 1570 door Philips II (toen nog Heer der Nederlanden)
waren afgekondigd. Men zou kunnen zeggen dat de Criminele Ordinantiën, bij
gebrek aan beter, tot aan de Franse tijd hebben gegolden.
Omdat
het strafrecht feitelijk door leken (d.w.z. niet-juristen) werd uitgeoefend,
lieten de schepenen zich in de regel adviseren door "onpartijdige
regtsgeleerden", waardoor er toch een zekere eenheid in de rechtspraak
bestond.
In
1743 vindt in Oirschot het strafproces plaats tegen FRANCIS JACOB van de
LUSDONK, alias WOLF. De verdachte, "out omtrent 30 jaren", had
"buiten pijn en banden van ijzer" bekend schuldig te zijn aan twee
misdrijven: "dat hij, gevange, op vastenavonddagh 1736, zijnde geweest den
14e februarij van dat jaer, des avonds tusschen seeven en aght uuren, de deur
van de schaepskooije van den Hoogedele Heer van Oirschot heeft ontgrendelt en
opengemaekt, en daer uit gestoolen een lamdragende ooije". De diefstal werd
ontdekt, en de ooi ("hetwelke inmiddels gelammert hadde") werd door de
schaapsherder van de heer van Oirschot, Hendrik Sutens, twee dagen na de
diefstal teruggevonden bij Philip Farron, die op Huijgevoort (onder Westebeers)
woonde. Aan deze diefstal hield FRANCIS van de
LUSDONK zijn bijnaam
"WOLF" over.
Daarnaast
had de "WOLF" op 14 oktober 1742 zijn eigen schapen door
Joost
Franken, gezworen schutter, bijeen laten drijven in het veld van Dirk Peters de
Rooij. Een week nadien krijgen Franken en Van de LUSDONK onenigheid, omdat de
laatste weigert het overeengekomen schutbedrag te betalen. De ruzie loopt zo
hoog op dat de "WOLF" "aen gemelde Jooste Franken de stok die hij
in sijn hand hadde, heeft ontweldigt, en denselve daer mede van veele wonden en
quetsuuren heeft bekoomen gehad".
FRANCIS
van de LUSDONK wordt gearresteerd, en na zijn bekentenis worden twee juristen
uit 's-Gravenhage om advies gevraagd. De beide heren zijn van mening dat het
hier gaat om "zaken van seer quaede en dangereuse gevolgen, dewelke in een
land van justitie niet kunnen en nog mogen worden geleden, maer andere ten
exemple ten rigoureuste behoren te worden bestraft". De schepenen wordt
geadviseerd niet te lichtzinnig met de misdadiger om te springen: "soo als
haer edele agtbare hem condemeeren mids deesen, gebragt te werden op een schavot
voor het Raadhuis deser Vrije Heerlijkheit opgeregt, en aldaer met de strop om
den hals aen een paal met roeden wel strengelijk gegeesselt en gebrandmerkt te
werden, confineeren den gevange voorts geduurende den tijt van twintigh eerst
komende Jaeren in een verseekerde plaetse, off tugthuijs binnen de Generaliteit
omme aldaer met sijn handen arbeijd de kost te winnen, en bannen denselvens
vervolgens, na expiratie van de voorschreven twintig jaren, ten eeuwigen dage
uit de Vrije Heerlijkheijt van Oirschot, ende jurisdictie van dien".
Voordat
uiteindelijk in het proces tegen FRANCIS van de LUSDONK kan worden gevonnist,
overlijdt een van de schepenen, Leendert van Rooij, die tijdens zijn ziekbed
reeds was vervangen door de gezworene Theodorus van Dooren. Na de dood van Van
Rooij wordt op 3 juni 1743 in zijn plaats Jasper Paulus Neggers benoemd tot
schepen.
Wanneer
de schepenbank op 14 juni bijeenkomt om te "sententieren" (vonnissen)
in de zaak tegen de "WOLF", geeft schepen Neggers te kennen dat hij
"niet van sins was direct, of indirect sigh als schepen te bemoeijen met de
voorschreven saecke". De secretaris werpt hem tegen dat hij advies van de
rechtsgeleerden kan inzien, alsmede zijn mening te kennen kan geven, maar
Neggers blijft koppig en verlaat zelfs de vergadering. De overige schepenen
hebben "over de behandelinge van haar mede schepen Neggers wel
expresselijck geprotesteert, dat wederom vrugteloos hebben moeten scheijden,
alsmede over de kosten en schaden die haer eerwaarden daer ontrecht mogten
overkomen".
De
president-schepen, Philip de Cort, stuurt nog de dressaart achter Neggers aan,
maar deze rapporteert later "hem niet te hebben kunnen vinden". Voor
de schepenen doemen nu een tweetal problemen op: kunnen zij onvoltallig een
vonnis in een strafzaak uitspreken, of kunnen zij Jasper Neggers dwingen zijn
taak als rechter te vervullen. En dus moet weer advies gevraagd worden aan
juristen.
Dat
advies komt uit Breda. De twee adviseurs zijn Ludovicus van Overbeke, advocaat
bij het Hof van Holland, en Albertus Gerhardus Waelwijck, advocaat te Breda. De
beide juristen stellen allereerst vast dat "nogh bij de costumen van
Oirschot, nogh bij de criminele ordonnantie (.....) is vastgesteld een bepaald
aantal schepenen of reghters om in criminele zaaken te doen, en veel min, dat de
reghters daar toe in het compleet of vol getal zouden moeten wezen".
En
om de onwillige schepen tot meewerken te dwingen, stellen de rechtsgeleerden
voor om de schepenbank bijeen te roepen "zonder alvorens eenige openisse te
geven, waartoe de rechtszaak is belegd". Als de vierschaar dan is
gespannen, (d.w.z. wanneer de rechtszaak is geopend) kan vervolgens een vonnis
worden uitgesproken door "volgens de meerderheijd te concluderen sonder
eenig reguard te nemen, ofschoon den gemelden Jasper Neggers zig van de
juricature van die zake verder zoude willen onttrekken".
De
president van de Oirschotse schepenbank laat er geen gras over groeien. Het
advies van de rechtsgeleerden dateert van 16 juni. Reeds op 18 juni 1743 komen
de schepenen van Oirschot weer bijeen, om het vonnis tegen FRANCIS JACOB van de
LUSDONK uit te spreken. Jasper Neggers is wel aanwezig, maar besluit blijkbaar,
na het aanhoren van het advies van de juristen, dat alle verzet zinloos is. En
zo kan het gebeuren dat "heeren schepenen met unanimiteijt van stemmen sigh
hebben gedragen aan het hetselve advis (d.i. het advies van de Haagse juristen),
mits dat achter de woorden van de confineeren van twintigh eerst comende jaeren
in een verseckerde plaatse of tuchthuijs binnen de generaliteijt gevoegt werden
de woorden: of wel in een tuchthuijs van de geunieerde provincien, om redenen,
dat heere schepenen vernomen hebben hem tot Middelburgh in het Tuchthuijs te
kunnen confineren voor een merckelijke mindere somme als tot Breda". Ook
toen: bezuinigingen in het strafrecht!
Eén
troef laat Jasper Neggers zich niet ontnemen: wanneer op 28 juni 1743 meester
David Cleijne, scherprechter te 's-Hertogenbosch, naar Oirschot komt om de
veroordeelde te geselen en te brandmerken, zijn alle schepenen present
"uijtgenomen Jasper Neggers". Na de exekutie van de lijfstraffen geven
de schepenen aan Aart Antony Brouwers opdracht om FRANCIS JACOB van de LUSDONK
naar het tuchthuis in Middelburg over te brengen.
Voor
Jasper Neggers heeft de hele affaire verder geen nadelige gevolgen gehad. Op 12
augustus 1743 wordt hij opnieuw benoemd tot vice-president van de schepenenen
hij blijft magistraat tot hij in 1749 overlijdt. Ook FRANCIS JACOB van de
LUSDONK komt er goed vanaf: omstreeks 1750 is hij weer terug in Oirschot. Hij
wordt daar begraven op 31 oktober 1797. Zijn twintig jaren tuchthuis heeft hij
dus niet uitgezeten, en evenmin is zijn verbanning "ten eeuwige dage"
ten uitvoer gelegd. Heeft hij wellicht gratie gekregen? Of is hier sprake van
een persoonsverwisseling?
Zeker
is in ieder geval, dat onder invloed van de verlichting de tendens naar een
humaner strafrechtstelsel in het midden van de achttiende eeuw sterker wordt.
Voor het overige duurt het tot de komst van de Fransen, voordat er een einde
komt aan de heerlijke rechten, en dus ook aan de jurisdiktie van de
schepenbanken.
Bron: Genealogisch Tijdschrift voor Oost-Brabant (GTOB), jaargang 3, nummer 3, juli 1988 > De Onwillige Schepen door A.C.M. Neggers, Boxtel. (Originele tekst)
Franciscus Jacobus van de Lusdonck is geboren op 26 februari 1713 te Oirschot. Hij is overleden op 31oktober 1797 te Oirschot, op een leeftijd van 97 jaar. Francis is een zoon van Jacobus Wilhelmus van de Lusdonck en Hendrina Walterus van Vleuten. Op 13 februari 1737 te Oirschot trouwde Francis met Cornelia Jansz. van Herssel. Van hun zijn vijf kinderen bekend (3 zonen en 2 dochters).
Note! Een Ooi is een vrouwelijk schaap
Copyright © 1990-2011 - Ad van de Lisdonk (Oostrum-Lb).
laatst bijgewerkt op 28 januari 2011
U bevindt zich op de homepage > http://www.familievandelisdonk.nl