Lysdonckhof en Boudelo-abdij

 

Geschiedenis Lysdonckhof en Boudelo-abdij

te Klein-Sinaai (België)

Net zoals voor de abdijgebouwen is er ook van het Lysdonkhof een tekening bewaard, dit keer uit de eerste helft van de zeventiende eeuw.
Een voorstelling van het Lysdonkhof vinden we dan ook terug in de ‘Flandria Illustrata’ van Antonius Sanderus uit 1641.
De tekenaar liet hierbij echter zijn fantasie de vrije loop zodat de gravure zeker kritisch en onder voorbehoud bekeken moet worden.
Sanderus schonk enkel aandacht aan het kasteeltje en de rest moet met een korreltje zout genomen worden. Zo zou de grote schuur (in de rechterhelft van de afbeelding) op het neerhof te veel naar rechts staan. En het landschap is in deze streek natuurlijk niet zo heuvelachtig als de tekening laat geloven. Tegenwoordig wordt de naam veelal geschreven als Lijsdonckhof.

 

 

Geschiedenis in het kort

De Lijsdonckhoeve te Klein-Sinaai bevindt zich langs de Leestraat en de Hulstbaan, in het gehucht Lijsdonck. De woonhoeve werd in 1297, na het overlijden van haar vader Boudewijn, heer van Lysdonck, geschonken door Beatrijs aan de Baudelo-abdij te Sinaai, naar aanleiding van de intrede van haar broer als monnik in deze abdij. Deze schenking wijst op het bestaan van een oude ontginningshoeve die vermoedelijk reeds bestond voor de stichting van het oorspronkelijk Baudeloklooster in 1197-1198. De abdij van Baudelo vervulde voor het Waasland een belangrijke rol in de ontginning van het gebied in de 13de en 14de eeuw.

Na de plundering en verwoesting van de Baudeloabdij door de calvinisten in 1578 ging het Lijsdonckhof – dat bestond uit een opper- en neerhof – fungeren als zomerverblijf en zelfs als residentie voor de abt, de procurator en de viceprocurator van de Gentse Baudelo-abdij, van waaruit ze hun goederen in het Waasland en het Axeler en Hulster ambacht bestuurden. Dit duurde tot de verkoop van het hof in 1795 onder de Franse bezetting.

Hoewel het opperhof van Lijsdonck in 1822 werd gesloopt zijn nog enkele getuigen bewaard gebleven: een woning, bakoven, ruïne van een schuur en tot kort voor de bescherming (1999) (later weggerenoveerde) oude muurrestanten die opgenomen waren in een recenter gebouw. Anderzijds wijzen lichte grondverzakkingen op de ligging van een wal rond het opperhof, de zomerresidentie van de Baudelo-abdij tijdens haar Gentse periode.

Iconografische documenten bewijzen niet alleen het bestaan van het opperhof van Lijsdonck maar geven bij benadering hetzelfde beeld van dit historisch domein: gravure bij A. Sanderus’ Flandria Illustrata (1641-1644), het Caertenboek van 1668-1670 van landmeter Anthonis van Landeghem, de kabinetskaart van Ferraris van 1770-1778 en een beschrijving van het midden van de 18de eeuw in het archief van de heer d’Hane-Steenhuyse te Gent.

De prent bij Antonius Sanderus’ Flandria Illustrata toont binnen een met water gevulde gracht een boomgaard en een tuin, beiden gescheiden door een gebouwencomplex dat bestaat uit een hoofdgebouw van twee bouwlagen met trapgevels en zadeldak en een veelhoekige traptoren. Verder een eenlaags gebouw met aanbouw haaks daarop, met trapgevels en pannenzadeldaken. Tegen het hoogste gebouw is een kapel van twee traveeën en een driezijdige absis opgetrokken. In de hoek van de boomgaard bevindt zich een schuur. De toegang tot het domein gebeurt via een stenen brug over de wal met een poort in een muur die aan weerszijden door een ronde, toen reeds in bouwvallige staat verkerende toren is geflankeerd.

 
 

Geschiedenis

1197 >
In 1197 vestigt zich in Klein-Sinaai Boudewijn van Boekel (de Bocla), een benedictijn van de Sint-Pietersabdij te Gent, die van zijn abt verlof had gekregen met de toelating om zich als heremiet oftewel kluizenaar te gaan vestigen te ‘Bodelo’, tussen ‘Waas en Hartvelde’ op de grens met Stekene. Monnik Boudewijn was niet geheel gelukkig met hoe het er aan toe ging in de Gentse Sint-Pietersabdij waar hij zich overgegeven had aan de beleving van het geloof.
De geschiedkundige feiten bevestigen dit. Zeer snel verzamelt Boudewijn rondom zich een groepje broeders die hem helpen bij de opbouw van de eerste nederzetting. Sommigen zijn blijkbaar afkomstig uit de priorij van Elmare (toen aan de rand van de afgrond) onder andere Arnout van Elmare.
Zijn eerste metgezel was Willem het prioortje, wat wijst op de jeugdige leeftijd van de knaap. Een personage dat later trouwens nog op de voorgrond treedt. Anderen waren Hugo de Grote, Eustaas Mate, Rolinus van Lokeren…
De geloofsgemeenschap groeide flink in slechts enkele jaren tijd. Bij zoverre dat ze in 1204 tot abdij werd verheven.

1197 & 1215 >
De abdij van Boudelo werd gesticht in 1197, maar men begon eerst als Benedictijner-abdij en schakelde in 1215 over naar de orde der Cistercienzers.

1200 & v1213 >
Dat de keuze van de vestiging te Boudelo zeer nauwgezet gebeurde, wordt bewezen door de snelle bloei van de abdij. In 1200 verwerft ze gronden om op te bouwen. De stichting mag zich abdij noemen zodra er twaalf geletterde monniken verblijven. Dat moet reeds gebeurd zijn vóór 1213.

1204 >
Verheffing geloofsgemeenschap tot abdij.

1215 >
De abdij van Boudelo werd in 1215 een cisterciënzer abdij, waar de monniken zich schikten naar de regula benedicti, de regel van Benedictus (=regel van Cîteaux). Dat voorschrift legde de nadruk op armoede, afzondering en ascese. Bovendien moesten de monniken door handenarbeid, landbouw en veeteelt zoveel mogelijk in hun eigen levensonderhoud voorzien. Wel was het de monniken van de cisterciënzerorde toegestaan om bij het bewerken van hun gronden beroep te doen op zogenaamde conversen of lekenbroeders en zelfs op gehuurde arbeiders.

1226 >
Abt Theodoricus werd door een lekenbroeder vermoord.

1296 >
In 1296 schonken de gezusters Tincke, wiens broer Boedyn monnik was in de abdij van Boudelo, al hun goederen aan de gemeenschap van Boudelo. Onder die goederen bevond zich onder andere het Lijsdonkhof. Voorwaarde was wel het levenslange behoud van vruchtgebruik voor zichzelf, hun broer Boedyn en hun neven in de eerste graad. In 1305 werd de gift bekrachtigd door Beatrix, de laatst overgeblevene van de gezusters Tincke, en in 1351 tenslotte werd het hof door de vierschaar van Vrasene definitief aan de abdij toegekend.

1297 >
De Lijsdonckhoeve te Klein-Sinaai bevindt zich langs de Leestraat en de Hulstbaan, in het gehucht Lijsdonck. De woonhoeve werd in 1297, na het overlijden van haar vader Boudewijn, heer van Lijsdonck, geschonken door Beatrijs aan de Baudeloabdij te Sinaai, naar aanleiding van de intrede van haar broer als monnik in deze abdij. Deze schenking wijst op het bestaan van een oude ontginningshoeve die vermoedelijk reeds bestond voor de stichting van het oorspronkelijk Baudeloklooster in 1197-1198.

1305 >
In 1305 werd de gift uit 1296 bekrachtigd door Beatrix, de laatst overgeblevene van de gezusters Tincke; Dit is de schenking door de gezusters Tincke, wiens broer Boedyn monnik was in de abdij van Boudelo. Ze schenken al hun goederen, waaronder het Lysdonckhof.

1351 >
In 1351 tenslotte werd het Lysdonckhof door de vierschaar van Vrasene definitief aan de abdij toegekend.

1381 >
De abdij had openlijk de kant gekozen van de graaf en daar was niet iedereen over te spreken. Dus kwamen er lieden in het geweer die in 1381 hun ongenoegen uitten door de Boudelo-abdij te verwoesten. In ieder geval vernielingen aan te richten. Gentenaren, die van een andere politieke overtuiging waren. In 1452 deden ze dat nog eens over.

1452 >
Vernielingen in de Boudelo-abdij.

1551 >
De abdij werd in 1551 zwaar beproefd door overstromingen.

29 november 1570 >
Bliksembrand in de Boudelo-abdij. Op 29/11/1570 zorgt een bliksemschicht op de abijkerk van Boudelo ervoor dat deze in lichterlaaie staat. Merkwaardig is hoe snel dit onheil werd hersteld.

1576 >
In 1576 brandde de kerk af. Met een ongeëvenaarde veerkracht werd die weer opgebouwd.

20 augustus 1578 >
Totale verwoesting van de Boudelo-abdij door Gentse Calvinisten. Echter, in tegenstelling tot de abdij zelf, bleef het Lysdonckhof in 1578 wonderwel gespaard van de vernielingen die de abdijgebouwen troffen.

28 augustus 1578 >
Na de verwoesting van de abdij door Gentse Calvinisten neemt abt Jacobus del Rio op 28 augustus 1578 de vlucht naar Keulen en keerde slechts in 1583 naar de Nederlanden terug. Dit keer niet om zich in Klein-Sinaai te vestigen. Ze trokken naar Gent, waar ze terecht konden in het refugium, de schuilplaats voor wanneer de zaken er slecht voor begonnen te staan. Daar zou de gemeenschap de rest van haar bestaan blijven bestaan tot ze in 1796 door de Fransen werd opgeheven.
Gedurende de zes eeuwen van ups en downs kende de abdij achtendertig abten.

1578 >
Het Baudelo-bier verwijst naar de brouwactiviteiten die ooit in de historische Boudelo-abdij in Klein-Sinaai hebben plaatsgevonden. Zo blijkt uit verkoopakten uit 1578 enerzijds de ‘verkoop van dhelft van de brauwerie’ en anderzijds de ‘verkoop van dander helft van de brauwerie’.

1584 >
Bij de vlucht van de Monniken uit Klein-Sinaai naar Gent omstreeks 1584, werd het hele archief waaronder het recept van Boudelobier meegenomen. Na deze verhuizing brouwden ze hun bier daar verder.

1636 >
De kapel van de Elsbos was een bedevaartoord, zoals bewezen wordt door een pelgrimsteken dat opgebaggerd werd uit de Schelde. De originele kapel is volgens de afbeelding gotisch geweest. Na de vernieling in 1578 is ze ongetwijfeld herbouwd, daar de documenten erover blijven spreken. Van een volgende herbouwing in 1636 is men zeker omdat er rekeningen van bestaan. Er werden toen jaarlijks vieringen in gehouden door de abt of zijn plaatsvervanger wanneer deze op Lijsdonk (Sinaai) verbleef. Lijsdonk was het buitenverblijf van de abdij.

1641 >
Net zoals voor de abdijgebouwen is er ook van het Lysdonckhof slechts een tekening uit zeventiende eeuw (1641) overgebleven. Op de gravure van Sanderus staat een indrukwekkende burchthoeve met een toren een kapel, een monumentale toegangspoort en een brede wal rondom.

1666-1667 >
De uiteenlopende inkomensstrategie van de Sinaaise landbouwers speelde een rol bij de verschillende ruimtelijke organisaties van het bedrijfsareaal. De grote landbouwbedrijven richtten zich in hun inkomensstrategie meer op de markt en dienden personeel aan te nemen. De pachter van het Lysdonkhof stelde zo in 1666-1667 permanent vijf mensen tewerk. Arbeid was over het algemeen een kostbaar goed op de grote landbouwbedrijven.

1670 >
Sinaai, gelegen in de kasselrij van het Land van Waas, behoort bodemkundig tot de Vlaamse zandstreek. De bodem bestaat uit nat lemig zand, geschikt voor grasland en matig geschikt voor akkerbouw. Langs de rivier de Moervaart, die de westelijke grens van het dorp vormt, liggen alluviale kleigronden. Een systeem van gecontroleerde overstromingen met afzetting van vruchtbaar slib zorgde ervoor dat deze gronden kwalitatief goed hooi opleverden. In het uiterste zuidoosten van het dorp maakt het zand lokaal plaats voor stuifzand. Op deze humusarme, onvruchtbare gronden was weinig landbouwbedrijvigheid mogelijk. Het vlakke reliëf wordt enkel doorsneden door de Lysdonklede, een gekanaliseerde waterloop.

1670 >
Het Lysdonkhof fungeerde aanvankelijk als een uithof van de abdij van Boudelo. Nadat de monniken zich terugtrokken in Gent aan het eind van de zestiende eeuw, bouwden zij Lysdonk uit tot imposant buitenverblijf met pachthoeve. Het Hof van Coolegem vormde het centrum van een gelijknamige heerlijkheid, waarvan de houders in de zeventiende eeuw in Antwerpen resideerden. Beide uitbatingen vielen door hun specifiek statuut niet ten prooi aan successieve opsplitsingen door het erfrecht: het Lysdonkhof was kerkelijk bezit, het Hof van Coolegem was als heerlijkheid onderhevig aan het primogenituur erfrecht.
De gemiddelde oppervlakte van de percelen behorend tot het Lysdonkhof bedroeg in 1670 één hectare, terwijl de Sinaaise percelen gemiddeld 0,60 hectare omvatten.

1670 >
In 1670 was minstens 60 procent van de verpachte percelen in het bezit van een lokale bemiddelde landbouwer of rentenier, die frequent aan verwanten of buren verpachtte. Dit sluit aan bij de resultaten van recent onderzoek voor andere vroegmoderne Vlaamse dorpen, dat aantoonde dat de rijkste landbouwers vaak een gedeelte van hun gronden in pacht uitgaven. De bestudeerde bronnen schieten op dit vlak tekort, maar analoog aan voornoemde studies wordt vermoed dat die pachtrelaties eerder een informeel karakter hadden en ingebed waren in de lokale ruilnetwerken. Ook de verpachting door de abdij van Boudelo gebeurde hoogstwaarschijnlijk niet op een open en competitieve manier. Het Lysdonkhof bijvoorbeeld, de grote pachthoeve van de abdij, was in de tweede helft van de zeventiende eeuw minstens vier opeenvolgende pachttermijnen in handen van dezelfde familie. Maar ook de kleine percelen keerden na afloop van de termijn frequent terug naar de voorgaande pachter.
De Sinaaise boeren, met uitzondering van de uitbaters van het Lysdonkhof en Coolegem, pachtten dus losse percelen van hun buren of verwanten en in laatste instantie van de abdij van Boudelo. Hoogstwaarschijnlijk gebeurde dit op grond van de levenscyclus van het gezin.

1732 >
Het gebrouwen bier bedierf vlugger en in een schrijven, uit 1732 , aan de schepenen uitte de abt in dan ook de vrees dat zijn monniken zouden ziek worden. Hij stelde daarom voor het ‘vaardeken der verwers’, zoals hij het noemde, af te dammen om zo de ‘verwe ende andere vuyle wateren’ tegen te gaan. De stad ging akkoord mits de abt een cijns betaalde en de verplichting nam het afleidingsgrachtje te onderhouden en van een brugje te voorzien.

13 augustus 1781 >
Maria Christina (1742-1798), 5e dochter van Frans I Stefanus, hertog van Lotharingen en de Habsburgse keizerin Maria Theresia van Oostenrijk, brengt en bezoek aan de Lysdonckhof.

21 augustus 1781 >
Artikel in de Middelburgsche Courant van 6 september 1781 betreffende bezoek van Maria Christina van Oostenrijk.

6 september 1781 >
Maria Christina van Oostenrijk, zie: Krantenbank Zeeland > Middelburgsche Courant van donderdag 6-9-1781 pagina 2 (2/2)

1792 >
Keizer Karel liet destijds 163 kloosters sluiten, echter Boudelo werd ontzien. Maar het gevaar kwam uit het zuiden. In september 1792 stond elftal opgejaagde Fransen voor de abdijpoort. Zij werden door de abt gastvrij ontvangen. Echter, de revolutionairen gingen te keer omdat zij een niets ontziende haat hadden. De reden was dat de keizer de kerk wilde hervormen en aanpassen aan de nieuwe tijd.

25 juni 1794 >
Het einde van de Boudelo-abdij werd ingeluid door de slag van Fleurrus op 25 juni 1794. De Oostenrijkers werden daar verslagen en ze verlieten de Zuidelijke Nederlanden. Over de intenties van het nieuwe Franse bewind bestond niet de minste twijfel…

1794 >
Toen ook in Gent barre tijden aanbraken tijdens de Franse Revolutie (1794), vluchtte abt Delfortrie naar Groningen.
Abt Delfortrie had de moed gehad om samen met van de Velde, abt van de St.Pietersabdij in Gent, te protesteren tegen de keizer. In Frankrijk was alle verzet zinloos. In het geheim liet abt Delfortrie ijzeren koffers vullen met eigendom en belangrijke archiefstukken. Toen vertrok hij op visitatiereis naar Hulst en vandaar naar Groningen.

13 oktober 1794 >
In Groningen schreef aartsdiaken Juliens in het dodenboek van de gereformeerde gemeente: ‘Engelbert Dolfortrie, overleden op 13 oktober 1794, 71 jaar oud’. Meteen werd het vermoeden van sommige monniken dat het geen visitatiereis was, maar een vlucht betrof, pijnlijke werkelijkheid. Abt Delfortrie liet zijn broeders als wezen achteren dit had enorme gevolgen voor de Boudelo-abdij.

22 oktober 1794 >
Aansluitend aan de inventarislijst, genoemd bij 7 januari 1795, werd er in de Franstalige kopie nog een stukje meer geschreven:
‘Vandaag 22 oktober 1794 in aanwezigheid van de gemeente-officieren en de griffier van de gemeente. Dezelfde dag hebben wij ons begeven naar Lysdonckhof … en hebben er de inventaris opgesteld van alle matrassen, hoofdkussens, dekens en lakens op het genoemde hof, alsvolgt’:
– 18 strozakken
– 4 pluimen matrassen
– 13 pluimen hoofdkussens
– 3 matrassen met een wollen hoofdkussen
– 2 hoofdkussens met stro
– 13 wollen dekens
Er worden geen lakens vermeld.
De lijst werd ondertekend door P.Heynderickx, A. D’haenis, J. de Prijcker en J.E. van Remoortere.
In het kantwit naast de tekst werd vermeld: “De voorwerpen van deze lijst werden vervoerd op dezelfde dag naar St.Niklaas door 2 bedienden van het ‘Agence de Commerce’ in St.Niklaas.

Aansluitend bij de vorige tekst gaat de kopie (zowel Vlaams als Franstalig) verder met: Inventaris van enige meubelen toebehoord hebbende aan de abdij van Boudelo tot Gent en bevonden in de remisen (les écuries) van het kasteel Lysdonckhof als in enige huizen van particulieren binnen de prochie Sinaai’.

O.a.: In de remisen of stallen van het Lysdonckhof bevonden zich: allereerst 2 koetsen ieder met vier wielen, groen geverfd, 2 harnassuren, een grote hoeveelheid gezaagde eiken planken en grote stukken en een grote menigte brandhout welk daar is gebracht door Jacobus Pilaet en Pieter Teirbroot.
De laatst vermelde inventaris werd gemaakt op 7 januari 1795 en ondertekend door J. de Prijcker en J.E. van Remoortere.

29 oktober 1794 >
De Fransen vroegen oorlogsbelasting aan de Boudelo-abdij: 800.000 pond of 650 miljoen frank (= 16.113.079,00 Euro).
Bij niet betalen zorgden de Fransen voor deportatie. Op 27 oktober 1794 brachten ze 47 ballingen naar Amiens, onder hen de oudste monnik de Keyzer. Wat moet het voor hen betekend hebben toen het prachtig abtshuis op 12 februari 1795 en daarna het Lysdonckhof, het buitenverblijf van de abt, op 28 februari 1795 verkocht werden?
Als gevolg van de zware boetes die de abdij moest betalen aan de Fransen, verkochten de monniken al hun onroerende goederen. Zo kwam het hof in handen van een particulier. In het begin van de negentiende eeuw werd het kasteeltje dat bij het hof hoorde afgebroken. Nu blijft daar niets meer van over. Van de oorspronkelijke pachthof bleef enkel nog de schuur bestaan. Op de plaats van de hoeve staat nu een villa in retrostijl.

19 & 29 oktober 1794 >
Fisco, hoofdschepen van Waas, zendt op 19 november 1794 een begeleidende brief aan het Hoofdcollege van het land van Waas met inventaris en een proces-verbaal in uitvoering van het besluit van 29 november 1794 van het Hoger Centrale Bestuur betreffende het leggen van de zegels op de mobilaire goederen van afwezigen (geëmigreerden) en hij meent dat het een voldoende maatregel is in afwachting van verdere orders. Dit betreft kasteel Lysdonckhof.

7 januari 1795 >
Joseph de Prijcker en Joseph Emmanuel van Remoortere, commisarissen van het gemeentebestuur van Sinaai, hebben op 7 januari 1795 vergezeld van de burger Fisco, hoofdschepen in het Hoger Centrale Bestuur van het Waasland, zich om half twaalf voor de middag begeven naar het “kasteel” Lysdonckhof, dat toebehoorde aan de abdij van Boudeloo te Gent, met het doel de zegels te leggen op de deuren van het “kasteel”. Daar aangekomen hebben zij vastgesteld dat de deuren reeds verzegeld waren door het ‘agence de Commerce’ opgericht te St.Niklaas.
Zij hebben dan daarboven kruisgewijs de zegels aangebracht die Fisco had meegebracht volgens het besluit van 29 november 1794 van het Hoger Hoofdbestuur van België.
Bovendien hebben zij de zegels aangebracht op een poort die toegang verleent tot de kapel die zij geopend hebben door een venster te openen en hebben ook de zegels aangebracht op de verdieping op een deur die toegang geeft tot de zolder.
Bovendien hebben zij eerst de inventaris van de voorwerpen die zich in het “kasteel” bevinden weer aangeplakt. De inventaris was voordien opgesteld door het gemeentebestuur van Sinaai; daarvan hebben zij een authentiek afschrift gemaakt voor de genoemde Fisco.
Tenslotte hebben zij gevraagd wie de meubelen in de gebouwen moest gadeslaan. De burger Guillaume van der Heyden heeft zich gemeld als aangestelde verantwoordelijke en aan wie verbod was opgelegd om er iemand zonder bevelschrift van het Hoger Centrale Bestuur binnen te laten. Daarop hebben zij het bovenstaande verslag getekend ‘om het echtheid te geven’.
Bij voorgaand proces-verbaal was een kopie van de bovengenoemde inventaris gevoegd, “Inventaire des meubles trouvés tant au chateau dit Lysdonckhof que dans quelques fermes appartenants à l’abbaye de Boudeloo” in opdracht van het Hoger Centrale Bestuur in hun brief van 23 september 1794.
De inhoud van de inventaris is Franstalig, maar is nauwgezet vertaald. Voor dit overzicht zie blz. xx.
De inventarislijst eindigt met het volgende: ‘Aldus de vorenstaande inventaris bij ons wethouders van de ‘prochie’ Sinaai opgesteld 29 september 1794, in de vergadering gebracht van 23 oktober 1794, was ondertekend door J.E. van Remoortere.
Aansluitend werd er in de Franstalige kopie nog een stukje meer geschreven.
Zie hiervoor d.d. 22 oktober 1794.

12 februari 1795 >
Verkoop van het abtshuis door de Fransen. Het hof kwam in handen van een particulier.

28 februari 1795 >
Verkoop van het Lysdonckhof, het buitenverblijf van de abt, door de Fransen.

1797 >
Begin Franse bezetting.

23 augustus 1803 >
Enkele ex-religieuzen van de abdij van Baudeloo te Gent schreven op 23 augustus 1803 een petitie aan de prefect van het departement te Gent waarin zij aantonen dat bij de opheffing van de abdij, verschillende meubelen en voorwerpen tot hun gebruik hadden in het ‘kasteel’ Lysdonckhof. Om ze te kunnen meenemen hebben zij die destijds bij dokter Bouckaert en de burger Schelfhaut te Sinaai geplaatst. Sommige voorwerpen zijn daar nog omdat de verdeling destijds niet behoorlijk kon gebeuren.
Maar zij schrijven dat zij nu vernomen hebben dat het Bureau van de Nationale Domeinen het voornemen heeft alles te verkopen voor de Franse Republiek en dat daartoe reeds voorbereidingen werden getroffen.
Later schrijven zij aan de prefect dat zij het vermoeden kunnen weerleggen dat de meubelen zouden gediend hebben tot het persoonlijk gebruik van de pastoor (prelaat). Dat vermoeden is ongegrond omdat de prelaat zelden op Lysdonckhof verbleef en als hij kwam dan bracht hij uit Gent de noodzakelijke voorwerpen mee in zijn reisbagage. De meubelen ter plaatste werden gebruikt door de religieuzen van de gemeenschap die op Lysdonck gevestigd was.
De beslissing van de prefect laat slechts vier dagen op zich wachten. In een gemotiveerde beslissing besluit hij dat ‘de maire’ van de gemeente Sinaai gemachtigd wordt de meu, Bouckaert en Schelfhaut, terug te geven. Uitzondering wordt gemaakt voor de schilderijen die ten gunste van de schatkist zullen worden verkocht.
De schilderijen worden uiteindelijk matig getaxeerd, maar meestal maar 1 franc per stuk, een tafel met tafelkleed telt voor 12 francs, gewone tafels 4 francs per stuk, een kleerkast 12 francs, de figuratieve kaart 6 francs, een stoel gemiddeld 2 francs, een beddebak met of zonder behang (gordijnen) tot 15 à 20 francs, spiegels met onbekende afmetingen meestal 1 franc per spiegel(tje), de partij eiken houten planken 100 francs, een ladder uit twee delen 6 francs enz. enz… De schatting op het Lysdonckhof bedraagd 753 francs.
De schatting lijkt niet nauwkeurig uitgevoerd te zijn. Het is ook opvallend dat de gevoerde briefwisseling rond de teruggave in een snel tempo is uitgevoerd.

1913 >
Bouw van villa op Lijsdonckdomein.

1932 >
Pas 138 jaar later (1932) werd het hele Boudelo-archief (uit 1794) terug ontdekt op de zolder van Brouwerij Oranjeboom in Rotterdam. De laatste abt, Engelbert Delfortrie, bracht een verloren gewaande geschiedenis terug tot leven.
Arbeiders die aan het werk waren op de zolder van de Hollandse brouwerij Oranjeboom in Rotterdam vonden in 1932 iets bijzonders terug: een grote ijzeren kist die een heleboel documenten bleek te bevatten… Het ‘totale’ archief van de abdij van Boudelo.
Bij het doorzoeken van de eeuwenoude archieven, werd het originele recept met vermelding van kloostertuinkruiden die het Boudelo-bier de herkenbare smaak geven, teruggevonden.

rond de jaren ’60 >
De schuur, die tiendenschuur was in de tijd van de abdij van Baudelo, is tijdens de jaren ’60 ingestort.

na 1960 >
Toilet van schuur nog in gebruik. Betreft een plank met twee gaten. Ook de beerput is nog aanwezig.

tot 1962 >
Tot 1962 is de neerhof als landbouwhoeve gebruikt.

1963 >
Het neerhof, nu beschermd monument, is in 1963 aangekocht door de familie Pyl. Staf Pyl was een bekend glazenier. Hij heeft een begin gemaakt van de restauratie van het Lijsdonckhof.

1967 > 1971 >
Tussen 1967 en 1971 is de schuur op het Lysdonck-domein in verval geraakt.

1985 & 2007 >
In 2007 werd voor het blonde bier een blauw etiket ontworpen. Het donkere bier kreeg een zwart etiket. De spitsbogen verwijzen naar het herdenkingsmonument dat in 1985 werd gebouwd op de plaats waar de omheiningsmuur van de abdij ooit stond. Het monument is opgebouwd met originele elementen die opgegraven werden van de abdijgebouwen. Doorheen de ramen is een ets te zien van de Boudelohoeve en de kerk van Klein-Sinaai.

1995-heden >
Sinds 1995 is de familie De Gendt eigenaar van de Lijsdonckhoeve. De huidige eigenaar Clemens De Gendt is sinds de dag van aankoop doende met de restauratie van het woonhuis en het bakhuis. Door zijn betrokkenheid, kennis en inzet zijn de gebouwen gered van verval.

1997 >
Herbeleving 200 jaar na de Franse bezetting: 1797-1997

2001 >
Rond 2001 is de villa van 1913 geheel vernieuwd. Vanaf 1913 waren dat 3 huizen, nu zijn er dat twee. Er wonen twee families Kerckhaert.
Volgens de huidige eigenaar, Clemens De Gendt, staat de villa niet op de plaats van het oorspronkelijke opperhof.

2002 >
Naar aanleiding van de viering 800 jaar abdij van Boudelo, ontstond op initiatief van het comite parochiefeesten Klein-Sinaai het idee om het befaamde Boudelobier nieuw leven in te blazen.
Na enkele proefbrouwsels, werd het uiteindelijke Boudelobier in geschonken. Het bier vloeit sinds 2002 rijkelijk.

na 2011 >
Begin restauratie Lysdonckhoeve

14 mei 2011 >
Gesprek met eigenaar van het hof van Lysdonck (Lysdonckhoeve) door: ??????

2012 >
Websites over de hele wereld verwezen naar Baudeloo Clooster, Bavdeloo Abbey, Boudeloo Abbaye, maar slechts weinigen konden ervan proeven.
Het Genootschap van Boudelo zorgde voor een nieuwe reclamecampagne. Het bier wordt aangeboden op braderijen, markten, in winkels en cafés.
De toenemende vraag en interesse van bierliefhebbers zorgde voor een ommekeer.
Bij het lekkere bier past een evenwaardig etiket. Er werd een grafisch bureau onder de arm genomen om een volledig concept uit te werken.
In het schild staat een monnik met kap en mysterieus starende blik. Het vuur op de achtergrond verwijst naar de geschiedenis van de abdij…
Een warm nest voor pelgrims of reizigers op doortocht.
Anderzijds het slachtoffer van Boudeloplagen: een vernieling in 1381 en 1452, een bliksembrand in 1570 en de fatale verwoesting in 1578.

2015 >
Viering 800 jaar bestaan van de Cistercienzers-abdij.

31 augustus 2016 >
Bezoek van auteur van deze site aan de Lijsdonckhoeve.

11 augustus 2017 >
Clemens De Gendt als eigenaar van het Lysdonckhof bevestigd dat hij nog steeds doende is met de restauratie waarmee hij in 1995 begon. Inmiddels heeft hij ook het bakhuis verder gerestaureerd.

 

 

Bronverantwoording:


. Het kaartenboek van Klein-Sinaai rond 1670 door: Jackie Thiron.
. Het land van Reynaert door: Rik van Daele, Marcel Ryssen & Herman Heyse, Hetland van Reynaert. Davidsfonds, Leuven 1993 (tweede druk).
. Agrarisch woon-werkverkeer in zeventiende-eeuws Sinaai > De ruimtelijke organisatie van landerijen op het vroegmoderne Vlaamse platteland door: Lies Vervaet.
. Sinaïek Tijdschrift van Heemkring “Den Dissel” Sinaai > 6e jaargang nr 2 (2010) & 4e jaargang nr 4 (2008).
. Aanvullingen en correcties van de huidige eigenaar van de hoeve, Clemens De Gendt. (11 augustus 2017)

. Abdij van Boudelo > Algemeen
. Abdij van Boudelo > Geschiedenis
. Abdij van Boudelo > Het Lysdonckhof
. Klein-Sinaai (België) > Algemeen
. Klein-Sinaai (België) > Gesprek met de eigenaar van de Lijsdonckhoeve.
. Obituarium van de Baudelo-abdij. Vita Balduini de Bocla, fundatoris monasterii de Bodelo. > Chronologische lijst der kloosterlingen tot 1781 / Kopiist en verluchter: Judocus Horenbaut.

Comments are closed.